Travel ♡ Ayutthaya: Fietsen op de “snelweg” en nachttrein
Ik was in Bangkok op de trein gestapt om richting het noorden te vertrekken. Na enkele minuten was ik weg van de drukte en begaf ik me in een landelijk landschap. De trein zat stampvol met Thaise bevolking, familie die richting het noorden trok, mannen die van werk naar huis gingen en nog wat toeristen die waarschijnlijk net als ik een uitstapje maakten (of hun reis vervolgden). Ik sprak nog korte tijd met een Thaise man die weer terug naar huis ging, zover ik begreep, en staarde voor de rest maar wat gedachteloos (of eigenlijk: gedachtevol) voor me uit.
Het ticket kopen was makkelijker gegaan dan ik had gedacht. Na gedoucht en me omgekleed te hebben was ik met mijn rugzakken richting het station vertrokken en net voordat de eerste dikke druppels uit de lucht vielen, stond ik in de stationshal. Van een informatiebord probeerde ik te ontcijferen waar ik naartoe moest, toen ik al direct werd aangesproken en de juiste richting uit werd gewezen. Een ticket was echt belachelijk goedkoop (20 baht, ofwel 50 cent) en ik kon meteen op de trein stappen.
Eenmaal in Ayutthaya kocht ik direct een ticket voor de nachttrein bij het loket voor diezelfde avond en slenterde met mijn zware tassen richting een hotel, Baan Are Gong Riverside Homestay, wat me al eerder door iemand was geadviseerd. Hier zou ik voor vandaag mijn tassen dumpen. Later ontdekte ik overigens dat je dat ook prima op het station kon doen, maar in ieder geval had ik nu een kamer (want je betaalt dus voor één nacht in het hotel om je spullen te droppen) waar ik me in alle rust kon omkleden voordat ik op de nachttrein zou stappen (lees: doe iets met lange mouwen en pijpen aan). Ik was wel meteen blij dat ik tot nu toe altijd in een aircon-kamer had gezeten want deze kamer was bloedjewarm en zweterig.
Vervolgens heb ik minstens een uur verspild aan rondlopen, proberen een plek te vinden waar ik kon eten (bleek helaas gesloten), uiteindelijk maar wat street food gescoord en toen liep ik vervolgens te twijfelen hoe ik naar de oude stad zou gaan. Ik wist dat een tuktuk een optie was, maar na onze ene tuktuk-ervaring had ik daar niet zoveel zin in (iets met te argwanend zijn). Ik wilde ook best lopen, maar de wegen zagen er niet per se uit alsof je daar wilde lopen. Uiteindelijk huurde ik een fiets bij Il Treno voor 50 baht. Een gammel fietsje met een te laag zadel (en zelf kreeg ik dat niet meer anders ingesteld), een dun kettingslotje en een fietsmand waarin ik mijn daypack kon laten (wel even de handels over het stuur).
Ik fietste naar de grote brug die me volgens Google Maps over het water naar de oude stad zou brengen. En stond daar vervolgens vijf minuten lang te kijken en me af te vragen of dit nu wel écht de bedoeling was. Het was me al niet duidelijk hoe ik er precies hoorde te komen – ik was namelijk zelf wat gaan spookrijden – en moest ik me werkelijk tussen al dat drukke verkeer begeven?
Uiteindelijk trok ik de stoute fietsschoenen aan en reed op een soort vluchtstrook (of wellicht soort fietspad?) naar de overkant.
“Het komt wel goed, Moni, het komt wel goed…”
En het kwam ook goed. Ik kwam aan de overkant en bleef doorrijden over de lange straat omdat ik helemaal aan de andere kant wilde zijn om Wat Chai Watthanaram te zien. Ik begon ook steeds meer eraan te wennen dat ik langs een drukke driebaanse weg reed op mijn gammele fietsje met lichte slag in het wiel. Of dat ik links fietste waar het zo natuurlijk voor me was om rechts te fietsen. Overigens, voor de minder dare devils (of simpelweg: gekken), je kan ook gewoon een taxiboot nemen om het water over te steken. Maar blijkbaar vergeet je die optie als je al een uur lang in 30+ºC loopt.
Net voor ik bij Wat Chai Watthanaram aankwam, kwam ik Laura nog tegen (het Duitse meisje met wie ik naar Lumpini Park ging) die sinds de dag na ons etentje in Ayutthaya verbleef en alweer een nieuwe vriend had leren kennen – zoals dat dus gaat in Thailand. Ik besloot toch in mijn eentje de oude tempel te bezoeken omdat zij weer terug gingen naar de oude stad en misschien elkaar later te treffen. De tempel zelf was echt enorm mooi – indrukwekkend – en weer zo heel anders dan de tempels die ik tot nu toe had gezien. Eens niet al het geglitter en (nep)goud maar steen.
Eenmaal buiten heb ik nog even staan praten met een Italiaanse man – die ook meteen mijn zadel goed zette – en vertrok ik richting andere tempels. Dat duurde niet zo lang, want ik verdwaalde half en besloot maar terug naar de oude stad te gaan. Ik wandelde met mijn fiets door een parkje en kwam aan bij Coffee Old City, waar ik een curry at en mijn telefoon oplaadde. Buiten begon de lucht er verdacht donker uit te zien en juist toen ik vertrok zei de eigenaar me nog: “it’s gonna rain.”
Joh.
In T-shirt en korte broek sjeesde ik door het verkeer (opeens waren regeltjes iets minder belangrijk), in een poging nog enigszins droog terug bij Il Treno te komen. Van alle kanten werd ik aangestaard, nagekeken, door mensen die deze gekke toerist in nauwelijks kleding op haar fietsje door de regen zagen fietsen. Ergens had het wel iets – moet ik toegeven – ik ben nu eenmaal een sucker voor tropische regenbuien. Zolang het warm is en er geen tassen zijn die verzopen raken. Zelf kwam ik wel zo verzopen aan bij Il Treno, waar ik mijn fiets inleverde, bijna mijn borg niet terug kreeg (ik moest hem er even aan herinneren) en de rest van de middag doorbracht met een grote cola en een beetje socializen met deze half Thaise half nog wat dude die ook in Italië had gewoond en Italiaans tegen me probeerde te praten toen ik vertelde dat ik de taal probeerde te leren (geen succes). Als ik terug zou komen naar Ayutthaya zou hij me muay thai leren en ik knikte maar wist zeker dat dit niet zou gebeuren.
Uiteindelijk ging ik terug naar mijn hotel, at daar twee hoofdmaaltijden (’cause why not), genoot van het uitzicht over de donkere rivier Pa Sak, werd waarschijnlijk nog een paar keer meer gestoken door muggen en vertrok weer naar mijn kamer om me te kleden in een legging en vest. Zodat ik de rest van de avond tot de trein kwam kon zitten zweten, want het was buiten natuurlijk veel te warm, al was het bijna negen uur.
Ongeveer tien minuten voor de trein zou aankomen ging een man de reizigers af om onze boarding pass te checken. We werden exacte plekken aangewezen op het perron en ik maakte nog de opmerking tegen een Mexiaanse jongen, die later Tony bleek te heten, dat het geniaal zou zijn als de treindeur exact voor onze neus zou komen. Bleek dat ook precies wat er gebeurde. Deze man was een pro.
We stapten de trein in, de bedden waren al uitgeklapt en de meeste gordijnen waren al gesloten. Wij zochten elk ons eigen bedje en begonnen ons klaar te maken. Mijn lenzen uit, mascara eraf – mijn tanden had ik al gepoetst in het hotel – en spullen in een hoek. Ik smeerde voor de zekerheid mijn ontblote lichaamsdelen nog in met wat DEET – je weet maar nooit. En ready steady we gingen al.
Ik denk dat ik wel redelijk heb gesloten in de trein – er is iets rustgevends aan dat gebonk over de rails – maar vlakbij lag een kindje de hele nacht te hoesten en dat heb ik toch nog behoorlijk meegekregen. De volgende dag werd ik wakker met opgezwollen ogen (DEET zag nog aan mijn handen en is dus bij mijn ogen gekomen) en ik voelde me misselijk en alsof mijn darmen er opeens niet zoveel zin meer in hadden. Nog een beetje beduusd van de reis, starend uit mijn raampje in de jungle-achtige omgeving, zag ik tegelijkertijd hoe een jongen van een jaar of twintig met gemak elk bunkbed omtoverde in een treinzitje. HOPPA.
En toen waren we er ineens. Met de mensenmassa verliet ik de trein, een adres voor een potentieel hostel (zie het volgende verslag!) op mijn telefoon en zo snel mogelijk – en zo min mogelijk denkend aan mijn protesterende darmen.
Welkom in Chiang Mai!
MEER REISVERSLAGEN OF JUIST OP ZOEK NAAR RECEPTEN EN FITNESS? VOLG FREUD AND FRIES OOK OP FACEBOOK OF INSTAGRAM OM OP DE HOOGTE TE BLIJVEN!
Social
Follow me on: